Volgens de wedstrijdbepalingen van het NK 2006 in Culemborg zijn de eerste vier van dat NK geplaatst voor het NK 2007. Dit zijn Kees Thijssen, Auke Scholma, Ron Heusdens en Alexander Baljakin.
Hanco Elenbaas wrote:Volgens de wedstrijdbepalingen van het NK 2006 in Culemborg zijn de eerste vier van dat NK geplaatst voor het NK 2007. Dit zijn Kees Thijssen, Auke Scholma, Ron Heusdens en Alexander Baljakin.
Hanco Elenbaas wrote:Volgens de wedstrijdbepalingen van het NK 2006 in Culemborg zijn de eerste vier van dat NK geplaatst voor het NK 2007. Dit zijn Kees Thijssen, Auke Scholma, Ron Heusdens en Alexander Baljakin.
Hanco Elenbaas wrote:Volgens de wedstrijdbepalingen van het NK 2006 in Culemborg zijn de eerste vier van dat NK geplaatst voor het NK 2007. Dit zijn Kees Thijssen, Auke Scholma, Ron Heusdens en Alexander Baljakin.
Voorpost wrote:
Op dat demonstratiebord daar rechts staat een remisestandje...
Niks remise, zwart wint door (41-47).
De stand is niet voorgekomen in een partij, dus het moet een analysestand zijn. Weet iemand wat er op de ontbrekende 10 velden staat?
Niet voorgekomen in een partij? Guido, ken je klassieken!
Kees Thijssen - Toby Hage, stand na de pseudo-blunder van Kees:
Vreemd trouwens dat Eric wel de zwarte schijf op 41 ziet, maar niet de witte op 26: na 41-47 43-39 47x24 39-33 24x21 26x8 glipt zwart nog naar een punt. En zoals de Volkskrantlezers weten, had zwart dat ook zonder schijven op 41 en 26 kunnen doen.
steenslag wrote:25 maart? En er zijn nog geen sponsors, er is nog geen locatie en er zijn nog geen vrijwilligers? Davelaar is blijkbaar een optimistisch mens.
In de twee laatste bondsraadsvergaderingen van de Koninklijke Nederlandse Dambond is besloten om bij de NK-finales senioren, maar ook bij junioren en aspiranten, de zogeheten ‘plusjes’ in te voeren. Een plusje kan gezien worden als een ‘klein resultaat’ dat bij gelijk eindigen de beslissing kan brengen. Een speler krijgt een plusje als hij of zij in de slotstand drie stukken meer heeft dan de tegenstander, waarbij een dam voor twee stukken telt.
Om precies te zijn gaat het nu als volgt: In de eindrangschikking wordt eerste gekeken naar het aantal punten. Is dat gelijk, dan telt het aantal overwinningen. Deze regel doet een beetje denken aan de 3-0 zoals die twee jaar is toegepast en is bedoeld om agressief, op winst belust spel te belonen. Maar als ook het aantal overwinningen gelijk is, komen de plusjes. Preciezer geformuleerd: het gaat dan om het saldo van het aantal plusjes minus de ‘minnetjes’ want, inderdaad, aan ieder plusje kleeft een minnetje.
Het invoeren van de plusjes is niet helemaal zonder slag of stoot gegaan. Relatief behoudende dammer als Ton Sijbrands zien het ‘plusje’ als een onverantwoorde uitbreiding van het klassieke damspel dat al eeuwenlang uitsluitend de uitslagen ‘winst’ en ‘remise’ kent, zonder iets ertussenin.
Anderen daarentegen vinden de plusjes niet ver genoeg gaan. Ze noemen de plusjes ‘pluisjes’ en streven naar een grotere differentiatie van de puntentelling waarbij zelfs hele wedstrijdpunten kunnen worden ingelopen met voordelige remises…
Speltechnisch gezien heeft de invoering van de plusjes een behoorlijke impact, al schijnt niet iedereen zich dat te realiseren. Allerlei klassieke standen dienen herijkt te worden. Stellingen die vroeger remise waren leveren nu, bij goed spel, een ‘plusje’ op. Een plusje dat uiteindelijk kan beslissen over een titel.
In de twee laatste bondsraadsvergaderingen van de Koninklijke Nederlandse Dambond is besloten om bij de NK-finales senioren, maar ook bij junioren en aspiranten, de zogeheten ‘plusjes’ in te voeren. Een plusje kan gezien worden als een ‘klein resultaat’ dat bij gelijk eindigen de beslissing kan brengen. Een speler krijgt een plusje als hij of zij in de slotstand drie stukken meer heeft dan de tegenstander, waarbij een dam voor twee stukken telt.
Om precies te zijn gaat het nu als volgt: In de eindrangschikking wordt eerste gekeken naar het aantal punten. Is dat gelijk, dan telt het aantal overwinningen. Deze regel doet een beetje denken aan de 3-0 zoals die twee jaar is toegepast en is bedoeld om agressief, op winst belust spel te belonen. Maar als ook het aantal overwinningen gelijk is, komen de plusjes. Preciezer geformuleerd: het gaat dan om het saldo van het aantal plusjes minus de ‘minnetjes’ want, inderdaad, aan ieder plusje kleeft een minnetje.
Het invoeren van de plusjes is niet helemaal zonder slag of stoot gegaan. Relatief behoudende dammer als Ton Sijbrands zien het ‘plusje’ als een onverantwoorde uitbreiding van het klassieke damspel dat al eeuwenlang uitsluitend de uitslagen ‘winst’ en ‘remise’ kent, zonder iets ertussenin.
Anderen daarentegen vinden de plusjes niet ver genoeg gaan. Ze noemen de plusjes ‘pluisjes’ en streven naar een grotere differentiatie van de puntentelling waarbij zelfs hele wedstrijdpunten kunnen worden ingelopen met voordelige remises…
Speltechnisch gezien heeft de invoering van de plusjes een behoorlijke impact, al schijnt niet iedereen zich dat te realiseren. Allerlei klassieke standen dienen herijkt te worden. Stellingen die vroeger remise waren leveren nu, bij goed spel, een ‘plusje’ op. Een plusje dat uiteindelijk kan beslissen over een titel.
Geweldig, Eric heeft de Woldouby uitgeanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat deze een puntenoverwinning oplevert! De eerste serieuze studie met de nieuwe puntentelling is een feit. Eric, zou je zo vriendelijk willen zijn om jouw analyse met de rest van de (dam)wereld te delen? Ik ben nog niet overtuigd. In de eindstand op jouw site staat zwart namelijk op slag, dus een zet later heeft hij slechts twee stukken minder. Stel nu dat hij doorspeelt, hoe haalt wit dan een puntenoverwinning?
In de twee laatste bondsraadsvergaderingen van de Koninklijke Nederlandse Dambond is besloten om bij de NK-finales senioren, maar ook bij junioren en aspiranten, de zogeheten ‘plusjes’ in te voeren. Een plusje kan gezien worden als een ‘klein resultaat’ dat bij gelijk eindigen de beslissing kan brengen. Een speler krijgt een plusje als hij of zij in de slotstand drie stukken meer heeft dan de tegenstander, waarbij een dam voor twee stukken telt.
Om precies te zijn gaat het nu als volgt: In de eindrangschikking wordt eerste gekeken naar het aantal punten. Is dat gelijk, dan telt het aantal overwinningen. Deze regel doet een beetje denken aan de 3-0 zoals die twee jaar is toegepast en is bedoeld om agressief, op winst belust spel te belonen. Maar als ook het aantal overwinningen gelijk is, komen de plusjes. Preciezer geformuleerd: het gaat dan om het saldo van het aantal plusjes minus de ‘minnetjes’ want, inderdaad, aan ieder plusje kleeft een minnetje.
Het invoeren van de plusjes is niet helemaal zonder slag of stoot gegaan. Relatief behoudende dammer als Ton Sijbrands zien het ‘plusje’ als een onverantwoorde uitbreiding van het klassieke damspel dat al eeuwenlang uitsluitend de uitslagen ‘winst’ en ‘remise’ kent, zonder iets ertussenin.
Anderen daarentegen vinden de plusjes niet ver genoeg gaan. Ze noemen de plusjes ‘pluisjes’ en streven naar een grotere differentiatie van de puntentelling waarbij zelfs hele wedstrijdpunten kunnen worden ingelopen met voordelige remises…
Speltechnisch gezien heeft de invoering van de plusjes een behoorlijke impact, al schijnt niet iedereen zich dat te realiseren. Allerlei klassieke standen dienen herijkt te worden. Stellingen die vroeger remise waren leveren nu, bij goed spel, een ‘plusje’ op. Een plusje dat uiteindelijk kan beslissen over een titel.
Geweldig, Eric heeft de Woldouby uitgeanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat deze een puntenoverwinning oplevert! De eerste serieuze studie met de nieuwe puntentelling is een feit. Eric, zou je zo vriendelijk willen zijn om jouw analyse met de rest van de (dam)wereld te delen? Ik ben nog niet overtuigd. In de eindstand op jouw site staat zwart namelijk op slag, dus een zet later heeft hij slechts twee stukken minder. Stel nu dat hij doorspeelt, hoe haalt wit dan een puntenoverwinning?
Als zelfs dit soort standen geen puntenoverwinning opleveren, wat heeft de puntenoverwinning dan eigenlijk voor zin?
Guido heeft hiermee onomstotelijk aangetoond dat het idee van de puntenoverwinning direct de prullenbak in kan.
Even een praktische vraag, want hoe werkt dat nu eigenlijk precies met die plusjes? Stel dat er na de 40ste zet een remisestand op het bord staat. Speler A heeft belang bij een plusje, maar speler B niet. (Bijv. speler B heeft relatief veel winst- en verliespartijen en zal op grond van het aantal winstpartijen sowieso eindigen boven deelnemers met hetzelfde aantal punten.) De spelers komen remise overeen. Mag speler B nu zeggen: 'Ik vind je een aardige kerel, en dat minnetje zal me worst wezen. Weet je wat, ik geef je een remise met een plusje.'
Er zijn diverse scenario's denkbaar waarbij een plusje of minnetje er voor een van de spelers totaal niet toe doet, zeker aan het eind van een toernooi (het aantal winstpartijen, het aantal behaalde plusjes en minnetjes tot nog toe). Zulke spelers zullen er weinig voor voelen om eindeloos door te spelen in een remisestand - het is dan veel handiger om vroeg naar huis te gaan en fris te zijn voor de volgende dag.
Wellicht is het zo dat het 'geweten' van de spelers (het idee dat je de competitie vervalst wanneer je niet doorspeelt om het plusje of te snel genoegen neemt met een minnetje) dergelijke praktijken verhindert?
pietervdvorm wrote:Even een praktische vraag, want hoe werkt dat nu eigenlijk precies met die plusjes? Stel dat er na de 40ste zet een remisestand op het bord staat. Speler A heeft belang bij een plusje, maar speler B niet. (Bijv. speler B heeft relatief veel winst- en verliespartijen en zal op grond van het aantal winstpartijen sowieso eindigen boven deelnemers met hetzelfde aantal punten.) De spelers komen remise overeen. Mag speler B nu zeggen: 'Ik vind je een aardige kerel, en dat minnetje zal me worst wezen. Weet je wat, ik geef je een remise met een plusje.'
Er zijn diverse scenario's denkbaar waarbij een plusje of minnetje er voor een van de spelers totaal niet toe doet, zeker aan het eind van een toernooi (het aantal winstpartijen, het aantal behaalde plusjes en minnetjes tot nog toe). Zulke spelers zullen er weinig voor voelen om eindeloos door te spelen in een remisestand - het is dan veel handiger om vroeg naar huis te gaan en fris te zijn voor de volgende dag.
Wellicht is het zo dat het 'geweten' van de spelers (het idee dat je de competitie vervalst wanneer je niet doorspeelt om het plusje of te snel genoegen neemt met een minnetje) dergelijke praktijken verhindert?
Stel je voor. Je bent zelf al uitgeschakeld voor een topplek in het kampioenschap. Je tegenstander staat hoog en je staat er na de 40e zet er redelijk voor. Winst is evenwel volstrekt niet duidelijk. Je tegenstander biedt remise aan. Wat doe je? Snel het punt pakken en lekker naar huis, of voor je geweten toch doorspelen met uiteindelijk misschien toch die (saaie) remise?
Echte spelers zullen m.i. niks weggeven, zelfs geen plusje.