Casper van der Tak wrote: Ik zou ook erg gecharmeerd zijn van een experiment, waarbij de spelers op een dag een DPT en een "normale" partij zouden spelen. Hussel door elkaar, en men mag op grond van de eerste 30 zetten van iedere partij raden of het DPT of normaal was. Mijn stelling is dat zowel voor- als tegenstanders zo ongeveer rond de 50% raak zullen gokken - wat dan betekent dat de negatieve impact op de gekozen spelsystemen ongeveer 0 is.
Dag Casper, heerlijk objectief en genuanceerd mens dat je me daar bent!
Een reactie op jouw verhaal mag natuurlijk niet ontbreken.
Het zal je niet verbazen dat ik het helemaal met je eens ben wat betreft de uitkomst van jouw 'husselexperimant'.
Als iemand zoiets wil organiseren, prima. Wij zullen het niet doen, puur om praktische redenen. Mensen hebben er vaak geen idee van hoeveel tijd en energie het organiseren van een toernooi kost, zeker een toptoernooi. Ik schreef al eerder dat wij geen wetenschappelijk instituut zijn, maar een eenvoudig damclubje. Wij kunnen onze tijd maar een keer besteden.
Bovendien denk ik dat die uitkomst eigenlijk al zo van te voren vaststaat dat het de vele energie niet waard is. Mogelijk is jouw achterliggende idee dat je na zo'n experiment de mensen wel overtuigd hebt. Helaas, mijn ervaring is geheel en al anders. Mensen afbrengen van vooringenomen standpunten is een heel taai proces, bij sommigen lukt het nooit. Je ziet hoe sommige mensen gingen goochelen met de Delftse cijfers om maar vast te kunnen houden aan hun eigen ideeen.
Wat wel werkt is mensen praktische ervaring laten op doen. Als ze een tijdje met het systeem gespeeld hebben, hoor je ze nooit meer over spelverandering.
Verder denk ik dat we mogen vertrouwen op de oordeelsvorming van spelers die veel ervaring met de puntenoverwinning hebben. Van laag tot hoog zegt iedereen hetzelfde: Het heeft absoluut geen invloed op de manier van spelen. Er zijn nu toch al enkele duizenden partijen mee gespeeld. Kees Thijssen zei in het Algemeen Dagblad dat er misschien
wel invloed is. Hij doelde op het feit dat spelers die vanaf de opening op remise uit zijn, het nu een stuk moeilijker krijgen. Dat zij in de nieuwe telling meer moeten doen. Misschien heeft Kees gelijk, dat zou in elk geval aardig zijn, want dan zou de invloed niet neutraal, maar positief zijn. Of ik het helemaal juist zie weet ik niet, maar mijn indruk van het laatste toernooi in Delft was dat Golubeva vooral uit was op 1 punt. Ik geloof ook dat zij, als enige van de zes deelnemers, de nieuwe puntentelling niet zo leuk vond. Maar wat te doen, als mindere speler. Kijk, Henk de Witt speelt altijd op winst, al is het tegen Sijbrands, Tsjizjov of Valneris. Gewoon omdat ik er anders geen enkele lol in heb en omdat ik geen enkel probleem heb met verliezen. Althans van een veel sterkere speler.
Maar je hebt ook een categorie realistisch ingestelde spelers, die voor 1 punt gaan. Zouden die anders gaan spelen. Ik betwijfel het, want ook in de nieuwe telling hebben ze een kans op remise (2-2) of anders toch een punt (1-3). Een voorbeeld van dit laatste vond ik Georgiev-Golubeva, 3-1.
Die partij heb ik nagespeeld en Golubeva leek vanaf het begin op remise uit. Veel ruilen, het spel overzichtelijk houden. Ik vond het knap hoe Georgiev zich uiteindelijk toch grote winstkansen schiep. Maar in de oude telling had hij moeten berusten in een zeer teleurstellende remise. Ik herhaal nog even de slotstand met wit aan zet.
Casper van der Tak wrote:Het "aanjaageffect" komt voor mij als
een verrassing. Zou ik niet voorspeld hebben. Zou graag meer data willen zien om te zien of het ook een werkelijke impact is.
Heb jij destijds niet het doordamexperiment in Groningen gevolgd? (Jannes van der Wal Memorial 1996). De vier spelers waren volgens mij Hans Jansen, Arjan van Leeuwen, Hein Meijer en Paul Oudshoorn, die in NK's alleen maar remise tegen elkaar hadden gespeeld. Daar waren ze op geselecteerd. Ik meen dat ze bij het doordammen tot 60% beslissingen kwamen. Allemaal zouden dat ook gewone winsten zijn geweest! Bij dat resultaat zijn toen wel kanttekeningen gemaakt. Misschien zouden de spelers meer risico hebben genomen om eer te bewijzen aan Jannes. Het was geen titeltoernooi. Eerlijk gezegd kan ik me niet meer herinneren of er met versneld speeltempo werd gespeeld. Okee, dat was slechts 1 ervaring. In Delft leverde het rapidtoernooi bij de toppers ook 60% beslissingen op, allemaal 5-0 uitslagen! Ook bij de meesters lag bij de rapid het aantal beslissingen op 60%, ik geloof dat daar 1 of 2 puntenoverwinningen tussen zaten.
Vorig jaar lag het aantal beslissingen bij de rapid van de meesters op 80%, allemaal 5-0 uitslagen!
Ik heb niet zoveel concreet materiaal van dit aanjaageffect. Thijssen-Golubeva is natuurlijk een heel evident voorbeeld. Heeft er ook mee te maken dat ik niet zo'n verzamelaar van standen ben. Ik wil nog wel eens voor je zoeken. Wellicht kan Rob Clerc je op dit punt meer bieden. Hij is zowel betrokken geweest bij het doordammen in Groningen als twee jaar later een doordamtoernooi in Amsterdam.
De partij Gantwarg-Tsjizjov 0-5 (Delft 2001), waarin Gantwarg een grote afwikkeling achterwege liet omdat hij die taxeerde op een puntennederlaag kun je vinden op Turbo Dambase.
Deze laatste partij geeft denk ik veel meer dan Thijssen-Golubeva inzicht in de psychologische druk waaronder een speler staat die naar remise moet zoeken. De weg naar een benauwde remise is voor een belangrijk deel afgesloten. Als een speler ontdekt dat een afwikkeling die hem in de oude telling remise zou brengen nu (mogelijk) een 3-1 nederlaag oplevert, krijg je extra psychologische druk plus extra tijdsdruk, immers de speler moet uitrekenen of het 2-2 wordt of 1-3. Vroeger hoefde hij dit niet te doen, het was gewoon 1-1. Die twee factoren, psychologische druk en tijdsdruk, versterken elkaar.
Dit hoor je na afloop van de spelers zelf. Die verklaringen zijn consistent.
Dit maakt het denk ik ook plausibel waarom het aanjaageffect in partijen met versneld tempo nog eens extra versterkt wordt.
Er is nog een andere, meer indirecte manier om dit verschijnsel te bestuderen. Je zou dan bijvoorbeeld de zes eindspelen van Tsjizjov-Georgiev kunnen bekijken en de daarbij behorende partijen opzoeken. En dan de vraag stellen of de minderheidspartij naar de eindstand zou hebben toegespeeld in de wetenschap dat dit een puntennederlaag zou opleveren.
Stel je dan ook voor dat hij in een eerder stadium al extra rekenwerk zou moeten verrichten om te taxeren of de diagramstand remise dan wel een puntennederlaag zou opleveren. Daar komt bij het feit dat hij die berekeningen moet uitvoeren aan het einde van de partij, waarin er doorgaans niet veel tijd meer over is. Dan valt het aanjaageffect heel gemakkelijk te begrijpen.
Psychologische druk, tijdsdruk, emotie en vermoeidheid aan het einde van de partij zijn belangrijke factoren. We praten over topspelers, maar het zijn en blijven mensen, geen machines! Puur exacte wetenschap is het dus niet.
Okee, dit alles is een zeer interessante studie. Ik ben daar ook zeker in geinteresseerd. Maar er is ook de pragmatische kant van het verhaal. Gaan we nou nog wat doen aan die remises of niet?
En dan durf ik zonder meer deze telling in te voeren in een NK. Daar steek ik gerust beide handen voor in het vuur. De conclusies van de werkgroep 'Modernisering Puntentelling' blijven m.i. volledig overeind.
- Beslissingspercentage NK van 30% naar 50 %.
- Geen ronden meer met 100% remises
- doorbreking van de remisesleur tussen
bepaalde spelers in de bovenste toernooihelft
- Geen nadelige spelverandering
- Aanzienlijk meer wedstrijdspanning
- Minder kansen op ex aequo's
Als iemand zegt, hiervoor doe ik het, maar ik wil eerst 100% zekerheid dat het klopt dan zeg ik die 100% zekerheid kan ik je alleen geven als jij het aandurft het in te voeren. Als dan wordt gezegd, nee, want ik heb geen 100% zekerheid dan blijf je in een cirkeltje ronddraaien. Hoeveel experimenten je ook doet, altijd kan er weer gezegd worden 'ja, maar het was geen titeltoernooi', 'ja maar dit waren andere spelers dan op het NK. Ja maar het was in de winter, het NK is in de zomer....
Ja maar...
Ronddraaien in een cirkeltje. Men moet ook eens een knoop durven doorhakken.
Dan zeg je nog iets over twee schijven voorsprong i.p.v. drie. Ja, in de toekomst zeker een mogelijkheid. Maar zoals je ziet is het al een hele taaie klus om die drie schijven er door te krijgen.
Als dat eenmaal gelukt is, heb je een hele forse stap gezet. Een belangrijk bijeffect zou m.i. zijn dat er in de toekomst veel minder dogmatisch gedacht wordt en er een flexibeler, opener klimaat ontstaat.
De pragmaticus uit het warme, benauwde Delft groet de wetenschapper in het ongetwijfeld warme, benauwde Beijing!