Naar aanleiding van mijn onderzoekjes naar dunne (3 om 3 en 4 om 4) standen (met name waarin Sjtsjogoljew voorkomt), hier een poging om dit cijfermatig te onderbouwen. Zie de tabel met remisepercentages uitgesplitsts naar het aantal schijven op het bord.
Code: Select all
n R_tot eq R eq kl R kl
5 69% 14% 85% 0% 87%
6 65% 16% 78% 1% 82%
7 61% 19% 73% 2% 74%
8 58% 21% 68% 3% 65%
9 55% 23% 64% 4% 58%
10 52% 24% 60% 6% 54%
11 50% 25% 57% 6% 51%
12 49% 26% 55% 7% 49%
13 47% 27% 52% 8% 48%
14 46% 29% 51% 9% 47%
15 46% 32% 50% 9% 45%
16 45% 39% 48% 9% 44%
17 44% 49% 47% 9% 42%
18 44% 64% 46% 9% 41%
19 44% 85% 45% 6% 42%
20 44% 100% 44% 5% 39%
De eerste kolom ("n") geeft het wederzijdse aantal schijven op het bord. De kolom "R_tot" geeft aan hoeveel procent van alle standen remise is voor de groep "totaal". De kolom "eq" geeft aan hoeveel procent van de standen de schijven op de eigen bordhelft staan. De kolom "R eq" geeft aan hoeveel procent van deze standen remise werd. De kolom "kl" geeft aan hoeveel procent klassieke standen er voorkomen. De kolom "R kl" geeft tot slot het remisepercentage van deze klassieke standen.
Conclusies. Goed nieuws: klassiek is veel minder remisegevoelig dan gedacht. Pas vanaf een klassiek 8 om 8 ligt het remisepercentage in klassiek substantieel hoger dan voor normale standen. Slecht nieuws: hakken leidt steeds sneller tot remise, zeker als je voorposten van je tegenstander weet te voorkomen.
De Wet van Luteijn kan tot slot nauwkeuriger geformuleerd worden tot "een 7 om 7 eindigt in 61% van de gevallen in remise". Er zijn twee bijzondere gevallen: "een 7 om 7 met de schijven op hun eigen bordhelft eindigt in 73% van de gevallen in remise", en "een klassieke 7 om 7 eindigt in 74% van de gevallen in remise".