Vengaboy wrote: Het komt er op neer dat met dit spelsysteem de uitslagen tussen wereldtoppers een heele kleine afwijking heeft met het normale spel.
Dus al het werk voor een heel klein verschil. Jammer jammer.
Uiteraard ben ik dit niet met jou eens. En gelukkig bevind ik me in goed gezelschap. Wat jij (en enkele anderen) doen is vanuit een vooringenomen standpunt (tegen de Delftse telling) relevant materiaal wegmoffelen en vervolgens in het overblijvende materiaal net zo lang selectief te gaan winkelen tot je het effect van de Delftse telling (bijna) hebt weggegoocheld.
Dit heeft niets met een serieuze analyse van doen, alles met stemmingmakerij. Ik heb hetzelfde al tegen iemand anders gezegd.
Uiteindelijk zal dit effectbejag je nooit lukken, omdat de cijfers duidelijk zijn. Het totaalcijfer van de Delftse toptoernooien is en blijft 50% beslissingen. Daar helpt gewoon geen moedertjelief aan. Jij kunt mij geen enkel ander toernooi met een vergelijkbare bezetting als in Delft aanwijzen dat na een dergelijk aantal partijen ook maar in de buurt komt. Zelfs een NK dat een aanzienlijke zwakkere bezetting kent had het afgelopen decennium een gemiddeld beslissingspercentage van iets boven de 30%.
Als je dan in een NK de onderlinge partijen tussen de toppers neemt (Clerc, Heusdens, Wesselink, Jansen, Meijer, Prosman e.d) kom je tot een ongelooflijk hoog remisepercentage. Het precieze percentage zou ik niet weten, maar Wieger Wesselink is meen ik recordhouder met 20 achtereenvolgende remises in meerdere NK's, mij dunkt dit alleen al zegt meer dan genoeg. Dit zou hem in Delft echt niet lukken, bij lange, lange, lange na niet, nooit van zijn leven niet.
Zelfs als je de onderlinge resultaten van de absolute topgrootmeesters in Delft selecteert, kom je nog op zo'n 33% beslissingen. En de gemiddelde sterkte van deze toppers ligt nog aanzienlijk hoger dan de genoemde NK toppers. Daarvan is er nog nooit iemand wereldkampioen geweest, al mag Rob Clerc zich met zijn vier tweede plaatsen zonder meer tot dat niveau rekenen. In Delft deden zes wereldkampioenen mee.
Van de 60 gespeelde partijen in Delft eindigden 24 in winst, 6 in een puntenoverwinning, en waren er 30 remises. Op deze plaats is verschillende keren gesproken over het 'aanjaageffect', het verschijnsel dat systeem van de puntenoverwinning ook het aantal gewone beslissingen omhoog brengt. Twee duidelijke voorbeelden daarvan zijn al genoemd, de winst van Tsjizjov op Gantwarg in 2001 en de winst van Thijssen op Golubeva in 2004. Het diagram van die laatste partij is hier op het forum geplaatst. Of er in het reguliere toptoernooi meerdere van dat soort gevallen zijn geweest, durf ik niet te zeggen. Dus ik hou me even bij die twee gevallen.
Dan ziet het er zo uit: Zonder Delftse telling 22 beslissingen 38 remises, beslissingspercentage 37%. Met Delftse telling 30 beslissingen 30 remises, 50%.
Persoonlijk lijkt me die 37% ook nog aan de hoge kant en dan verwijs ik naar de 30% van het NK. Mijn hypothese zou zijn dat het werkelijke effect van de Delftse telling nog een stuk hoger ligt. Theoretisch zou je dit m.i. mogen verwachten, domweg omdat het veel moeilijker wordt om remise te maken. Dit is ook het oordeel van alle deelnemers tot nu toe.
Verder is er inmiddels flink wat empirisch materiaal dat deze hypothese ondersteunt. Voor het Jannes van der Wal Memorial 1996 waren vier spelers uitgenodigd die in NK's louter onderlinge remises hadden geproduceerd. Bij het doordammen kwamen zij ineens tot boven de 50%, ik meen zelfs 60%. Het curieuze was nu dat dit behalve doordamwinsten, alle ook gewone winsten zouden zijn geweest!
Cijfergoochelaars als Vengaboy en Wieger Wesselink proberen dit toch zeer relevante materiaal buiten beschouwing te laten, of weg te moffelen zo men wil. Het komt namelijk niet overeen met hun vooringenomen standpunt. Voor een serieuze analyse zou dit wel moeten, immers het doordammen in 1996 was het eerste experiment met een beloning voor drie schijven voordeel. Ook over de diagrammen Tsjizjov-Georgiev (zes door Rob Clerc geselecteerde remises die in de Delftse telling een puntenoverwinning zouden hebben opgeleverd, hoor ik noch Vengaboy noch Wesselink. Ook dit zou toch wel moeten als men via o.a. het selecteren van de onderlinge partijen van de topgrootmeesters iets wil bewerkstelligen. Tsjizjov-Georgiev zijn momenteel de twee sterkste dammers ter wereld.
What say you, Vengaboy, about these diagrams of the two strongest players in the whole world?
Er ligt meer materiaal. In het rapidtoernooi van de toppers in Delft vielen dit jaar 60% beslissingen (vijftien partijen). Hierbij zat geen enkele puntenoverwinning! Toch is dit cijfer onwaarschijnlijk hoog. Vergelijk dit bijvoorbeeld met de WK barrage 2003 in Zwartsluis waar pas na 13 remisepartijen de eerste beslissing viel.
What say you, Vengaboy, of this remarkable phenomenon? Well? I'm listening'
Ook in het Delflandkampioenschap vallen sinds de invoering van de Delftse telling veel meer beslissingen. Ook dit zijn praktisch allemaal 5-0 overwinningen. Een kleine greep uit Delfland 2004 (dubbele competitie) Holstvoogd-De Witt 5-0, De Witt-Holstvoogd 0-5 (die duivelse Ed!), Prinsen-De Witt 0-5, De Witt-Prinsen 5-0, Prinsen-Holstvoogd 5-0, Holstvoogd-Prinsen 0-5. Zo is de score tussen deze spelers weer in balans, maar de kans op zes partijen, zes beslissingen in de oude telling tussen deze drie vijwel gelijkwaardige spelers is uitermate gering.
Meer aanwijzingen: In het Open Toernooi 2004 in Delft eindigden alle vijftien partijen in de vierde ronde in een beslissing, 100% derhalve. Echter geen puntenoverwinning, allemaal 5-0 uitslagen. Zelfs als de loting meegewerkt heeft, zelfs als men in ogenschouw neemt dat de bezetting gemiddeld minder sterk is dan in andere zomertoernooien, dan nog is statistisch gezien de kans op vijftien partijen, vijftien beslissingen ongelooflijk klein. Liever zoeke men naar een naald in de Hooiberg.
Een voorbeeldje van een eindspel dat ik toevallig zag (wel uit een andere ronde)
Zwart ging hier voor een puntenoverwinning. Na een aantal zetten won hij echter met 0-5. Dit standje is door een aantal mensen geanalyeerd, en blijkt zeer giftig voor wit. In de oude telling is het uiteraard simpel remise.
Dan waren er nog twee ronden met resp. 13 (87%) beslissingen en 11 (73%). Daarin vielen overigens wel enkele puntenoverwinningen.
Samenvattend: Op theoretische gronden mag je van de Delftse telling een 'aanjaageffect' verwachten in de richting van gewone winstpartijen.
Het materiaal dat nu voorhanden is wijst allemaal in dezelfde richting, plus dat dit effect wel eens zeer aanzienlijk zou kunnen zijn.
Toptoernooien in Delft:
2001, Gantwarg, Tsjegolev, Tsjizjov, Schwarzman. (Holstvoogd, De Witt buiten beschouwing gelaten, 6 partijen, 2 beslissingen. Zonder Delftse telling 0 beslissingen. Stijging beslissingspercentage van 0 naar 33%.
2002, Clerc, Gantwarg, Tsjizjov, Samb. (Tansykkhuzina, Prinsen buiten beschouwing) 6 partijen, 3 beslissingen, waarvan 1 puntenoverwinning. Zonder Delftse telling 2 beslissingen. Stijging beslissingspercentage van 33% naar 50%.
2003, Clerc, N'Diaye, Gantwarg, Tsjizjov. (Chub,Prinsen buiten beschouwing) 6 partijen, 1 beslissing (puntenoverwinning). Stijging beslissingspercentage van 0 naar 17%.
2004, Ndjofang, Samb, Thijssen, Georgiev, Valneris, Golubeva*. 15 partijen, 5 beslissingen, waarvan 2 door puntenoverwinning. Stijging winstpercentage van 20 naar 33%.
*) Sommigen zouden misschien Golubeva buiten beschouwing laten. De
vraag is of dat correct is. Het gaat er ook om hoe een speler in het
betreffende toernooi presteert. Golubeva zou zonder Delftse telling al
haar partijen remise hebben gespeeld en dus gelijkwaardig zijn
geweest aan de anderen.
Om die reden vind ik het buiten beschouwing laten van Prinsen in
het toernooi 2002 al discutabel. Immers Geert speelde daar volwaardig
met de grote jongens mee, werd derde en had tot de laatste ronde
zelfs kans op het kampioenschap!
Moet men eigenlijk niet veel meer kijken naar de werkelijke sterkte die
een speler ontplooit in een toernooi in plaats van naar vroegere
resultaten en rating?
Laat men Golubeva buiten beschouwing dan komt men tot 10 partijen
en 3 beslissingen, 33%. Stijging door Delftse telling 0%.
Enkele conclusies:
- 33 partijen tussen absolute wereldtoppers, waarvan 11 beslissingen,
33%. Aanwijsbare beslissingen door Delftse telling 6. Derhalve aandeel
Delftse telling in totale aantal beslissingen 55%. (Bij buiten beschouwing
laten van Golubeva 28 partijen, waarvan 9 beslissingen, 32%. Aandeel
Delftse telling 4, is 44%.
Dit komt ruwweg neer op een verdubbeling van het aantal beslissingen
tussen de toppers met Delftse telling. (Misschien nog iets meer vanwege
het 'aanjaageffect'). Deze conclusie zou heel goed kunnen kloppen
kunnen kloppen met wat we weten over het remisepercentage op
topniveau. Namelijk dat zonder Delftse telling het aantal beslissingen
rond de 15% gelegen had gelegen.
- Van de 60 partijen in totaal (met subtoppers) eindigde 50% in een
beslissing.
Wat zou dit nu voor een NK betekenen?
1. Het percentage zou omhoog gaan van 30 naar minimaal 50%*)
2. Aan de lange reeksen remises tussen spelers in de bovenste helft van
het NK zou een einde komen. Minimaal 1 op de 3 partijen tussen hen
zou in een beslissing eindigen
3. Het aantal ronden met 0 beslissingen zou statische gezien tot
vrijwel 0 dalen
4. Afgezien de puur cijfermatige stijging van het aantal beslissingen, zou
de belevingswaarde een geheel andere zijn, zie de ervaring in Delft.
Bij vrijwel elke partij is er tot het laatst spanning en kans op een
beslissing.
*) In het eindrapport van de werkgroep 'Modernisering Puntentelling' is
een ondergrens van 45% genoemd. Dit om aan de voorzichtige kant te
blijven. Immers bij 45% zullen een groot deel van bovenstaande
effecten reeds zijn gerealiseerd.
Well Vengaboy, what say you about all this? You like a Dutch championship where a guy plays 20 draws in a row? Hey? You think this is nice, this is great fun? I'm listening, my Vengaboy. And I'm waiting for your brilliant analysis of Tsjizjov-Georgiev. Did Rob Clerc make it all up, did this match never take place? Are these non-existing games? I'm waiting.