Kosmos wrote:
J.E. de Vries - A. Schwarzman
Dit partijtje was smullen. Starheid dolf het onderspit tegen flexibiliteit.
Wat zouden jullie spelen met wit aan zet?
Het gaat mij vooral om het onderliggende denkproces. Hoe kijken jullie naar de stand, hoe denken jullie om tot een keuze te komen?
37-31 zou ik spelen. De problemen van wit bevinden zich allereerst op de lange vleugel. Daar staat het niet helemaal goed. Dat wil je dus proberen te ontwikkelen lijkt me, dat doe je niet met 28-22. 28-22 is ook te vroeg, zwart staat nog veel te mooi, 28-22 doet dus weinig voor wit, het klemt bijv. niet het 'blokkie van cockie' in, omdat zwart nog alle formaties heeft. Zwart kan dus vervolgens doen met 22 wat hij wil. Hij kan desgewenst 12-17 ruilen (en proberen te profiteren van de slechte structuur van de witte lange vleugel) of met 2 naar 11 (al lijkt me dat niet het sterkste plan) of wat dan ook. Zwart heeft in ieder geval de keuzes, het initiatief ligt na 28-22 zeker bij zwart.
Na 37-31 kan zwart niet 21-26 spelen en na een zet als 10-14 kun je al 31-26 spelen en heb je je vleugel enigszins ontwikkelt. Een andere mogelijkheid is misschien wel 41-37 en 46 naar 36, al staat zwart wel iets te mooi daarvoor waarschijnlijk. De witte vleugel staat dan behoorlijk opgesloten.
Het beste speelt zwart denk ik 02-07 na 37-31, waarna wit het beste verder kan gaan met 41-37, 46-41-36, waarna wit zijn lange vleugel toch iets mooier opgesteld heeft.
Vervolgens kan hij waarschijnlijk een plan gaan uitvoeren met 34-29x29 of 34-29x30.
De andere zetten helpen volgens mij niet aan het verbeteren van de structuur van de witte lange vleugel, ook 41-36 niet, want dan kom je er nooit meer uit.