Leo Mous wrote:Jan Pieter slaat, zoals wel vaker, de spijker op zijn kop.
Waar het gaat om het tuchtrecht en de uitvoering daarvan in de vorm van correctieve maatregelen is het bestuur gehouden de uitspraak van de tuchtcommissie te volgen. De rechtsverhoudingen binnen een bond zijn niet zodanig dat het bestuur een besluit van de tuchtcommissie naast zich neer kan leggen of overrulen. Sterker, ook het bestuur is onderworpen aan de tuchtrechtspraak, kan dus zelf gestrafte zijn (artikel 1 tuchtreglement). Hiermee wordt de bevoegdheidsverhouding expliciet gemaakt: het tuchtrecht gaat voor de bevoegdheid van het bestuur. Het bestuur voert besluiten van de tuchtcommissie uit, maar kan niet zelf tot tuchtmaatregelen besluiten.
Alleen de Bondsraad heeft hogere bevoegdheden. Echter, ook niet in de vorm van het aanvechten of corrigeren van een individuele uitspraak van de tuchtcommissie. De Bondsraad stelt kaders, beleidsmatig en financieel en heeft een verordenende bevoegdheid: het vaststellen van reglementen (zeg maar wetgeving). De bondsraad beoordeelt vervolgens of het bestuur in de uitvoering handelt naar de reglementen. En als er aanleiding reglementen aan te passen, dan besluit de Bondsraad daartoe.
In de kwestie Gantwarg handelt het bestuur niet naar de reglementen, omdat het een uitspraak van een hoger geplaatst orgaan negeert.
De vergelijking gaat niet helemaal op, maar vergelijk het een beetje met de rijksoverheid (het kabinet) die een rechterlijke uitspraak negeert. Dat kan niet. Wel kan het parlement naar aanleiding van zo'n kwestie menen dat de wetgeving moet worden aangepast. Dat zou dan vervolgens kunnen gebeuren.
Ik kan een heel stuk met je meegaan Leo.
Maar wel een vraag: vind je dat in dit kader de statuten, artikel 8 (toch de 'grondwet' van de KNDB) volstrekt eenduidig/duidelijk zijn?
Volgens mij zou dan artikel 8.1.d een toevoeging moeten hebben, dat ontzetting uit het lidmaatschap uitsluitend uitgesproken kan worden door de tuchtcommissie.
Artikel 8
1. Het lidmaatschap eindigt door:
a. het overlijden van het lid;
b. de opzegging van het lid;
c. opzegging namens de bond. Deze kan geschieden wanneer het lid heeft opgehouden aan de
vereisten van het lidmaatschap, bij de statuten gesteld, te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen
jegens de bond niet nakomt, alsook wanneer redelijkerwijs van de bond niet gevergd
kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;
d. ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten,
reglementen of besluiten van de bond handelt of de bond op onredelijk wijze benadeelt;
e. liquidatie van een plaatselijke damvereniging, personeelsvereniging, bedrijf of instelling.
2. Opzegging namens de bond geschiedt door het bestuur.
3. Opzegging van het lidmaatschap door het lid of namens de bond kan slechts geschieden tegen
het einde van een kalenderhalfjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken.
Het lidmaatschap kan echter onmiddellijk worden beëindigd indien van de bond of van het lid
redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
4. Een opzegging anders dan in het vorige lid bepaald, doet het lidmaatschap eindigen op het
vroegst toegelaten tijdstip volgende op de datum waartegen was opgezegd.
5. Een lid is niet bevoegd door opzegging van zijn lidmaatschap een besluit, waarbij de verplichtingen
van geldelijke aard van de leden zijn verzwaard, te zijnen opzichte uit te sluiten.
6. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur.
7. Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap namens de bond op grond van het feit dat
redelijkerwijs van de bond niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren en van
een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na
ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open bij de commissie van beroep.
Betrokkene wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit met opgave van redenen in
kennis gesteld.
Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
8. Wanneer het lidmaatschap in de loop van een kalenderhalfjaar eindigt, blijft niettemin de
contributie voor het volle kalenderhalfjaar verschuldigd.