Vengaboy wrote:http://www.nijmegenopen.nl/open2005/content/protest.doc
UITSPRAAK PROTESTCOMMISSIE KNDB
inzake het protest van de heer M. Verkaik tegen een beslissing van de arbiter in de partij A. Baljakin - M. Verkaik, gespeeld in de derde ronde van het Open Kampioenschap van Nederland (Nijmegen Open) 2005.
De Protestcommissie bestond voor de behandeling van dit protest uit de heren K. Dijk, R.H. Hendriks en Th. van den Hoek.
De stukken
Het dossier van dit protest bestaat uit de volgende stukken:
(a) het protest, op 26 juli 2005 per e-mail door de heer Verkaik ingediend;
(b) de wedstrijdvoorwaarden van Nijmegen Open 2005;
(c) een toelichtende brief van de toernooi-organisatie van Nijmegen Open 2005 aan de heer Verkaik d.d. 26 juli 2005;
(d) het wedstrijdverslag van de derde ronde (van de hand van Anton Janssen) op de website van Nijmegen Open;
(e) een verklaring van Klaas Bor over de (inmiddels in zijn bezit zijnde) notatiebiljetten van de desbetreffende partij.
De commissie heeft zich op basis van deze stukken in voldoende mate een oordeel kunnen vormen over hetgeen er is gebeurd.
Ontvankelijkheid
Het protest is tijdig ingediend en ging vergezeld van het verschuldigde protestgeld. Mede overwegend dat het toernooi Nijmegen Open 2005 de status van Open Kampioenschap van Nederland heeft en derhalve als een onder auspiciën van de KNDB georganiseerde wedstrijd te beschouwen is, heeft de commissie het protest ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen.
De feiten
In de eindspelfase van de partij Baljakin-Verkaik heeft de zwartspeler de notatie opgeschort. De witspeler noteert vervolgens ook niet meer. De notatie is na afloop van de partij door geen van beide spelers bijgewerkt. De arbiter heeft de spelers wel gevraagd de notatie te hervatten, maar heeft geen actie ondernomen toen aan zijn verzoek geen gevolg werd ge-geven,.
In de loop van het eindspel ontstaat op zeker moment, nadat de notatie is gestaakt, een drie-om-een stand zoals bedoeld in artikel 9.2a van het Spel- en Wedstrijdreglement. De heer Verkaik, als zwartspeler in het bezit van één dam, zegt "duidelijk 16 zetten te hebben geteld en daarna remise bij de arbiter te hebben geclaimd". Deze wees zijn eis af, en de partij werd verder voortgezet. Na nog een (groot) aantal zetten slaagde Baljakin erin de zwarte dam te vangen, en werd de partij-uitslag 2-0 genoteerd.
Na een mondeling protest van de zwartspeler wordt deze beslissing van de arbiter door de toernooi-organisatie bevestigd, met als hoofdargument dat de arbiter weliswaar weinig daadkrachtig gehandeld heeft, maar dat het "vooral de plicht van een speler (is) om via zijn notatie aan te tonen hoe de gang van zaken op het bord is geweest".
De heer Verkaik protesteert hiertegen, en eist in zijn protest:
• dat de partij op grond van art. 9.2a SWR alsnog remise wordt verklaard;
• dat de heer Baljakin wordt bestraft voor bewust doorspelen in een drie-om-een stand nadat al ruimschoots 16 zetten zijn gedaan;
• dat de arbiter wordt bestraft wegens het bevoordelen van Baljakin en/of wegens nalatigheid om de partij in goede banen te leiden.
Overwegingen
De notatie. Het staat vast dat beide spelers in deze partij de notatie voortijdig hebben gestaakt. Op beide notatiebiljetten zijn 66 zetten genoteerd, waarvan de laatste zes onleesbaar zijn. De uitspraak van de heer Verkaik "mijn notatiebiljet was vol (75 zetten)" is dus onjuist. In de stand die volgens de notatie na 60 zetten op het bord stond, is de drie-om-een nog niet bereikt. Hoewel de arbiter de spelers naar verluidt bij herhaling heeft aangemaand om de notatie te hervatten (van èchte tijdnood was nog geen sprake) hebben zij dit niet gedaan. De arbiter heeft hieraan vervolgens - ten onrechte - geen consequenties ver-bonden.
Het belang van de notatie voor de 16 zetten-regel. Volgens het Spel- en Wedstrijdreglement is een zorgvuldige en volledige partijnotatie om twee redenen van belang: (1) voor de vaststelling van het aantal gespeelde zetten binnen de gestelde bedenktijd, en (2) als (verplicht) bewijsmateriaal voor een speler die een remise-claim als bedoeld in artikel 13.3 SWR ('herhaling van zetten') wil indienen. Voor de remise in een drie-om-een-stand (artikel 9.2a SWR) gelden echter andere regels:
• de remise hoeft niet door de bezitter van de ene dam geclaimd te worden, maar is automatisch een feit wanneer een van de spelers of de arbiter (!) constateert dat er wederzijds 16 zetten zijn gedaan;
• om deze constatering te doen is een bijgewerkte notatie weliswaar een welkom hulpmiddel, maar geen noodzakelijke voorwaarde. Ook door "gewoon tellen" kan men gemakkelijk vaststellen dat er wederzijds 16 zetten gedaan zijn.
Het aantal gespeelde zetten in de drie-om-een-stand. Naar de mening van de commissie staat het vast dat in de onderhavige partij wederzijds (veel) meer dan 16 zetten in de drie-om-een-stand zijn gedaan. Het persbericht van Anton Janssen is hierover duidelijk: "Vele omstanders rond het bord volgden deze partij met toenemend ongeloof. (…) De spelers voerden een ontelbaar aantal zetten uit zonder die overigens op hun notatiebiljet vast te leggen.(…)De arbiter ondernam in deze klucht geen actie. De spelleider had door het partijverloop op de voet te volgen eenvoudig kunnen vaststellen op welk moment de reglementaire puntendeling een feit was. (…)".
De beslissing van de arbiter en de wedstrijdleiding. Uit de toelichting van de toernooi-organisatie blijkt dat men uit het ontbreken van de volledige notatie heeft geconcludeerd dat "niet daadwerkelijk en formeel was vast te stellen hoeveel zetten er zijn gespeeld in de drie-om-een", en dat het "eerst en vooral de plicht van een speler (is) om via zijn notatie aan te tonen hoe de gang van zaken op het bord is geweest." Zoals gezegd zijn beide uitspraken in het licht van het Spel- en Wedstrijdreglement slechts gedeeltelijk juist: de arbiter had het aantal in de drie-om-een gespeelde zetten ook op andere wijze dan via de notatie kunnen vaststellen, en hij had dat bovendien (gelet op zijn mede-verantwoordelijkheid volgens artikel 9.2a SWR) ook moeten doen. De arbiter is hierin aantoonbaar nalatig geweest.
Uitspraak
Dit alles overwegende komt de commissie tot de uitspraak dat het protest wordt toegewezen, met de volgende consequenties:
1. De officiële uitslag van de partij Baljakin-Verkaik wordt gewijzigd in 1-1.
2. Deze wijziging wordt meegenomen bij het invoeren van de resultaten van Nijmegen Open 2005 in de KNDB-rating, maar heeft geen gevolgen voor de reeds vaststaande officiële eindstand van dit Zwitsers toernooi.
3. De eisen van de heer Verkaik inzake strafmaatregelen jegens de heer Baljakin en de arbiter worden door de commissie terzijde gelegd. Enerzijds omdat daarvoor naar onze mening geen grond bestaat, anderzijds omdat dit in het geheel niet tot de bevoegdheid van de commissie behoort.
4. Het protestgeld zal aan het heer Verkaik worden terugbetaald.
Slotopmerkingen
De Protestcommissie hecht eraan om aan deze uitspraak nog de volgende slotopmerkingen toe te voegen.
• Hoewel niet-meer-noteren geen noodlottige gevolgen hoeft te hebben voor de toepassing van de 16-zetten-regel (zie boven), is het tegelijkertijd een vorm van verwijtbare nalatigheid waartegen de arbiter in deze partij doortastender had kunnen optreden. De spelers (met name de heer Verkaik) mogen van geluk spreken dat hij dat niet gedaan heeft.
• De heer Baljakin heeft weinig grootmeesterlijk gehandeld door in een drie-om-een-stand waarin wederzijds ruimschoots 16 zetten waren gespeeld, bewust door te spelen.
Aan de andere kant heeft het de commissie verbaasd dat een ervaren dammer als de heer Verkaik de 16-zetten-regel (een elementaire en wel-gemotiveerde regel van het damspel) niet goed blijkt te kennen. In plaats van de Bondsraad lastig te vallen met ondoordachte wijzigingsvoorstellen, zou hij er goed aan doen enige aandacht te besteden aan een verbetering van de eigen spelregelkennis.
Namens de commissie,
Th. van den Hoek Rheden, 24 augustus 2005
Mijn complimenten voor de protestcommissie! Uitstekend werk!
Wat vindt Klareveld er trouwens van?