Post
by pietervdvorm » Wed Feb 23, 2005 01:48
Het toernooi in Delft is achter de rug. In het persbericht lees ik over het aanjaageffect dat mogelijk een rol zou hebben gespeeld, maar ik heb mijn twijfels.
In een eerdere posting schreef ik dat ik uitzag naar de partij tussen Clerc en Prosman. Inderdaad, die partij resulteerde nu in een overwinning. Prosman ging omstreeks de 30ste zet verschrikkelijk de mist in. Misschien had hij op de 27ste zet beter met 33-28 kunnen aansturen op een iets mindere klassieke stelling. Dat hij dit achterwege liet, heeft waarschijnlijk te maken met een misrekening. Het lijkt me voorbarig om te concluderen dat Prosman zo in zijn hoofd zat met een nadelige 7-3 uitslag, dat hij daardoor overzag dat hij een paar zetten later niet kon ontkomen aan schijf- en partijverlies.
Goed, ik heb me voorgesteld als buitenstaander, maar ik ben wel een buitenstaander met affiniteit met de damsport. In mijn jonge jaren woonde ik in de buurt van Dordrecht, en hoewel ik geen sterke speler was reed ik regelmatig op mijn fietsje naar de Steegoversloot, waar toen de KNDB gevestigd was. Machtig mooi was het, die halve finales. Bauke Bies die op kaplaarzen de speelzaal binnen kwam, de eeuwig zenuwachtige Luteyn. En mijn helden: Evert Bronstring en Hans Janssen. Er werd in die tijd ook een tweekamp om de wereldtitel gehouden, tussen Gantwarg en Clerc, ergens in een steriele ruimte, bij V&D of zo, en dat was een afknapper.
Eric van Dusseldorp en Henk de Witt menen dat de damsport weinig baat heeft bij dergelijke afknappers, en gelijk hebben ze. In toernooien met een alternatieve telling laat Henk de Witt zien hoe het anders kan. Die toernooien waardeer ik zeer, maar het is jammer dat de uitkomsten altijd zo worden geinterpreteerd dat de formule een succes was.
Het dammen moet zijn spanning terugkrijgen, zijn elan. Dat waarvoor ik naar de Steegoversloot fietste, zoals ik ook fietste naar het stadion van DS'79.
Voor de buitenwacht is duidelijk dat de damsport geteisterd wordt door een fikse inflatie. 2-0 werd 3-0, 5-0, 10-0. Het zijn uitslagen die me niet zozeer vertellen dat dammen toch spannend is, ze zeggen me vooral dat de damwereld een probleem heeft, waarmee men niet goed weet om te gaan.
Het bijwonen van een toernooi kan zo mooi zijn, dat weet ik van vroeger. Maar ik denk niet dat die schoonheid (voor mij althans) bepaald wordt door de manier waarop in de slotstand het aantal schijven en dammen (met een factor twee) bij elkaar worden opgeteld. De schoonheid zit in het gebeuren zelf, de rust, de gespannenheid. En dat er winnaars zijn, maar iemand die met 6-4 of 7-3 wint is voor mij geen winnaar, of een gemankeerde.
Toch goed dat het toernooi in Delft er was, want zonder initiatief komt er geen alternatief, dat mag inmiddels duidelijk zijn.
De KNDB heeft een ledenwerfactie gestart. Een echt lid is een lid dat blijft, en het gaat me denk ik niet alleen om het werven van leden maar ook, of vooral, om het vasthouden van dammers, vooral jeugdspelers.
Dat ik af en toe op dit forum schrijf komt voort uit het feit dat ik er vroeger zo van genoot, van die zaterdagen en zondagen in Dordrecht. Ik was er erg mee bezig. Toen ik op het VWO een opstel moest schrijven, gebaseerd op krantenknipsels, koos ik als thema: De remisedood van het dammen. Mijn leraar gaf me er een goed cijfer voor.
Dat was in de jaren tachtig, en niet lang na dat opstel ben ik met dammen gestopt, omdat andere dingen me in beslag namen. Maar ook, een klein beetje, omdat ik genoeg had van al die remises. Ik hoop dat daar ooit een oplossing voor komt.