Dank voor de plaatsing. Nu hoeven we tenminste niet meer te speculeren.Jo Gorissen wrote:De uitspraak is in mijn bezit en ik hoef hem niet vertrouwelijk te behandelen. Ik zal de uitspraak hier integraal plaatsen, zodat er niets meer geheimzinnigs aan is.
Lijkt me juist gelezen. Ik ken de reglementen van de PLDB niet, maar daar zal ongetwijfeld in staan dat je met klachten bij de protestcommissie van de PLDB moet wezen. Gelukkig hebben beide partijen ingezien dat elke Limburger die zich met de zaak zou bemoeien van partijdigheid beschuldigd zou worden. Vandaar dat men de hulp inriep van een neutrale vredesmacht. Een geval van ´bindende arbitrage´ zoals in het dagelijks leven ook wel voorkomt wanneer partijen om wat voor reden dan ook geen zin hebben in een gang naar de rechter.Als ik de uitspraak goed lees worden de partijen ontvankelijk verklaars omdat zij de uitspraak als bindend zullen aanvaarden. Als de PLDB de poot stijf had gehouden was het beroep van Martijn van Gortel kansloos geweest.
Cruciaal in de uitspraak zijn de volgende passages:
§ In het algemeen staan er voor een provinciale bond waarvan de kampioen aangeeft niet van het promotierecht gebruik te willen maken, twee methoden open om tot de aanwijzing van een HF-deelnemer te komen:
a. overdracht van het promotierecht naar de eerstvolgende speler op de ranglijst van het provinciaal kampioenschap;
b. aanwijzing van een andere speler die lid van de provinciale bond is.
Methode a is de meest gebruikelijke, en is ook binnen de PLDB in het verleden als regel toegepast. De wedstrijdvoorwaarden-2004 gaven over de toepassing van deze regel echter geen uitsluitsel.
Methode b is ook een legitieme methode, maar vereist dat de aangewezen speler binnen de provinciale bond qua speelsterkte algemeen als een ‘waardige vertegenwoordiger’ van de provincie wordt erkend. Het aanwijzen van een speler die in het provinciaal kampioenschap met een negatieve score in de onderste regionen is geëindigd, is in dat licht niet te rechtvaardigen. De aanvankelijke aanwijzing van P. Schellekens was dan ook een ongelukkige beslissing, die terecht door het PLDB-bestuur is teruggenomen.
§ Het PLDB-bestuur had vervolgens met het uitschrijven van een driekamp tussen Koullen, Van Gortel en Schellekens ongetwijfeld de intentie om in de geest van methode a te handelen: men meende op deze wijze de nummers 3, 4 en 5 een faire kans te geven.
De uitspraak bestaat dus eigenlijk uit 3 onderdelen:
1) de pc accepteert dat de PLDB de bevoegdheid heeft een deelnemer aan te wijzen, zij het dat dat een waardige vertegenwoordiger moet zijn.
2) de pc stelt dat Schellekens geen waardige vertegenwoordiger is, en vindt het terecht dat zijn kandidatuur is ingetrokken.
3) de pc stelt dat de PLDB vervolgens de ranglijst wilde volgen (methode a), maar dat het bestuur daarbij fouten maakte, die nu door de protestcommissie worden gecorrigeerd.
Op alledrie punten valt wel wat aan te merken:
1) volgens de pc is methode a) in het verleden als regel toegepast. Omdat er bij het laatste kampioenschap niets gemeld is over plaatsing voor de halve finales, heeft het bestuur de verwachting gewekt dat die methode opnieuw gehanteerd zou worden. De pc had kunnen volstaan met de uitspraak dat deze gewekte verwachting gehonoreerd moet worden. Verdere kronkelredeneringen zouden dan niet nodig zijn geweest.
2) de pc wringt zich in zeer vreemde bochten om aan te tonen dat Schellekens geen waardige vertegenwoordiger is. Gesproken wordt van 'een speler die ... met een negatieve score in de onderste regionen is geëindigd'. Het beeld van een onvoorstelbare kluns dringt zich hier op, terwijl het toch gaat om iemand die 6 uit 7 heeft behaald, die eerder is uitgekomen in de halve finales, en die een mooie rating heeft. Had Schellekens gewoon gewonnen ipv verloren van hekkensluiter Nagels, dan was hij op een gedeelde 3e plek geeindigd. En zou iemand door 1 nederlaag opeens niet meer een waardige vertegenwoordiger zijn???
3) hier komt de pc met een zeer creatieve, maar volstrekt onhoudbare redenering. Op basis van de herkamp die het bestuur organiseerde tussen mensen met verschillende scores, concludeert de pc dat het bestuur de intentie had de ranglijst te volgen (´het bestuur ... had ongetwijfeld de intentie om in de geest van methode a te handelen´).
Eigenlijk zegt de commissie dat de PLDB de rechten wilde doorschuiven, maar dat het bestuur niet in staat was om te bepalen of zeven punten meer is dan zes. Het is echter zonneklaar dat het bestuur, toen het tot de herkamp besloot, voor methode b koos, en juist niet (meer) de volgorde van de ranglijst wilde hanteren. In dat geval had men immers meteen Van Gortel aan kunnen wijzen.
De volledige uitspraak luidt iets anders dan de samenvatting van Archimedes deed vermoeden, maar nog steeds geldt dat de eindconclusie te verdedigen valt, maar dat de motivering een rommeltje is.