ikke wrote:Henk,
kun je me vanuit jouw optiek eens vertellen wat er verandert met de DT.
EN dan bedoel ik aan de hand van een fictieve partij: Henk de Witt - A. Georgiev, een keer gespeeld met de DT en de andere keer via de huidige telling.
Er moet dus een moment zijn, dat jij iets (totaal) anders gaat spelen!?
De puntentelling zal m.i. in een fictieve partij De Witt-Georgiev geen invloed hebben. Georgiev zal normaal gesproken beide partijen winnen. In Delft zijn er in de afgelopen jaren enkele duizenden partijen met de puntenoverwinning gespeeld. Op alle niveau's, van huisdamniveau tot het absolute topniveau. Ik heb nog nooit iemand gehoord noch zelf ervaren dat de puntentelling enige invloed had op de manier van spelen.
Omsingelen, aanvallen, klassiek, Roozenburg, korte vleugelopsluiting, kortom alles wat je aan spelsystemen ziet in de oude telling, zie je ook in de nieuwe telling.
Stel dat ik er in verloren positie tegen Georgiev nog in zou slagen om op het eind door te breken naar dam. Dan zal Georgiev op de gebruikelijke manier afwikkelen naar een overmachtseindspel. Als het krachtsverschil voldoende tot uiting komt op het bord verandert er in het eindspel dus ook niets. In veel partijen die in 5-0 eindigen merk je dus helemaal niets van de Delftse telling.
Als iemand echter groot voordeel heeft, dat net niet doorslaat naar winst, dan kan hij spelen voor een puntenoverwinning. Een mooi voorbeeld hiervan is de partij Georgiev-Golubeva in het afgelopen Delftse toernooi. Ik plaats nog even de eindstand.

Lange tijd werd gedacht dat Georgiev de partij kon winnen. In de diagramstand komt wit echter niet verder. Na 25-20 speelt zwart 1-12. Wit kan niets meer doen aan 12-3 en 17-21=
In de Delftse telling levert deze afwikkeling zwart niet meer op dan een 1-3 nederlaag. Immers schijf 25 loopt dan naar derde dam. Vandaar dat in de diagramstand meteen 3-1 werd overeengekomen.
Soms komt een puntenoverwinning op een heel andere manier tot stand, namelijk wanneer er sprake is van minimaal voordeel, althans vanuit het perspectief van de oude telling. Een voorbeeld hiervan is de partij Prinsen-Chub uit 2003.

Tanya speelde hier 58...18-23 en 39...35-30. De partij zou hier in de oude telling ongetwijfeld remise zijn gegeven, misschien zelfs al veel eerder. Vanuit de oude telling gezien zat er al geruime geen muziek in de stelling. Maar met de Delftse telling kon wit voor een puntenoverwinning spelen. We springen even naar de stand na 73 zetten.

Zwart aan zet, maar dat maakt verder niet uit, het is een puntenoverwinning. Wit moet alleen nog even(!) schijf 48 promoveren tot dam. Tanya speelde tot het bittere einde door, zij was ook nog niet gewend aan de telling, maar na 98 zetten was het 3-1 voor Geert Prinsen.
Je ziet dus als het ware een tangbeweging. Zowel vanuit een bijna winst positie als vanuit een positie met minimaal voordeel bestaat de kans op een puntenoverwinning. Dit zorgt ervoor dat vrijwel elke partij tot het einde spannend is.