Artikel uit Eindhovens Dagblad van 08-03-2004
Weekend lachend afgesloten met cafécabaret in Berlage
Door BOB DIELEMAN
Maandag 8 maart, EINDHOVEN - Cabaret is misschien wel de breedste kunstvorm. Dat bleek gisteravond weer eens in café Berlage in Eindhoven, waar de eerste voorronde werd gehouden van festival Cabareteske. Voor een goedgevulde zaal en café (waar een scherm hing), keken de mensen naar melig absurdisme in een toneelachtige vorm, luisterden naar liedjes en lachten om stand-up -comedy .
<img src="
http://www.eindhovensdagblad.nl/gfx/gfx ... 222123.jpg">
*
Lambert-Jan Koops werd gisteravond genomineerd voor een plaatsje in de finale.
(Foto Kees Martens)
Bezoeker Raymond Tiesel is in de pauze samen met twee vrienden aan de bar te vinden. 'Tja, we hadden niks te doen vanavond en zagen op internet dat er cabaret was. Tot nu toe zit er eigenlijk nog niet zoveel bij waar we echt om moesten lachen. Hoewel, Lambert-Jan Koops was wel gevat.' Koops is voor de pauze inderdaad de best scorende cabaretier. Zijn stijl lijkt - door zijn onderwerpkeuze -enigszins op die van Eindhovenaar Theo Maassen: de 'gewone man', en niet te vergeten zijn zeer subtiel opgebouwde tirade richting de NS en de talloze treinvertragingen. 'Wel makkelijk scoren met de NS', merkt een jongen op. 'Maar wel lachen', zegt een vriend.
Het publiek lijkt vooral te bestaan uit twintigers en dertigers die het weekend in de kroeg afsluiten, in plaats van thuis voor de televisie. Een vrouw die haar mobiel opneemt, een pruttelend espresso-apparaat, het mag en kan allemaal bij cafécabaret. Toch zijn de aanwezigen verder redelijk tam en opvallend beleefd. Zelfs de eerste deelnemers, een Belgische trio dat maar niet op de lachspieren wil werken, krijgen een hartelijk applaus. 'Het was wel origineel, maar gewoon niet om te lachen', zegt Fred Gordebeke over de act die over een nog onontdekte diersoort ging. Lambert-Jan Koops en Menno Nicolai werden uiteindelijk door de jury genomineerd voor een plaatsje in de finale en die laatste kreeg gisteravond ook de publieksprijs voor zijn optreden dat leeftijd als rode draad had.
* De overige vier voorrondes van het festival zijn 14 maart, 4 en 11 april en de finale is op 16 mei 2004 in de Stadsschouwburg Eindhoven. Na de vier voorronden in Berlage wordt daar beslist wie er met de gouden, zilveren of bronzen kabouter naar huis gaan.
Artikel uit De Gelderlander van 17-11-2003
Stand-up comedy is podiumrazernij
Door JEROEN SCHWARTZ
NIJMEGEN - Een Nijmeegse comedian kreeg zaterdag, uit handen van een Schot, tijdens een festival van de snelle lach in Arnhem de eerste stand - up prijs uitgereikt. Ze zijn immers hard voor zichzelf, die stand - uppers.
De grappen liggen voor het oprapen in het Arnhemse Posttheater zaterdagavond. Dat is prettig voor de zes finalisten die ieder tien minuten bekvechten om de allereerste stand-up comedy prijs van Nederland en België, de Culture Comedy Award.
Deze explosieve cabaretvorm kwam midden jaren negentig overwaaien uit de Verenigde Staten en maakte vooral school dankzij de kijkbuisprogramma's.
Stand-up comedy is razendpopulair. Het is onvoorspelbaar, vaak veel sneller dan cabaret en leunt sterk op het publiek. Het is grof en schunnig: de schuttingwoorden vliegen je om de oren. Dat is een pre, want het bekt lekker, dat klagen over voetbal, over huiskamer- en treinseks en over plassen onder de douche. Alleen de enige professional, Leo Bassi, pakt het anders aan in zijn uurdurende pauzeoptreden. De Amerikaanse Italiaan is een liefhebber van het betere smijtwerk. Puur Jackass-toneel. "Dit is levensgevaarlijk!", panikeert iemand.
Klapper-de-klap, doet het theaterpubliek van minuut één tot het slot, na middernacht. Want niets is voor een stand-upper zo erg als een 'koude zaal'. "Jij bent heel belangrijk", zegt gastvrouw en parttime cabaretière Claudia de Breij daarom. Ze verzorgt zelf het verdienstelijke opwarmertje. De jolige en rumoerige stemming in het uitverkochte theater heeft veel weg van de Comedy Factory van grappenmaker Jörgen Raymann.
Meedoen is vanavond minstens zo belangrijk als lachen: applaudiseren maar ook brullen en joelen."Zijn jullie ook zo boos?", vragen de stand-uppers. Roept u maar. Lekker, die aandacht. Hoewel, echt te benijden zijn ze niet, de vijf mannen en die ene vrouwelijke comedian. Stuk voor stuk slimme twintigers met doodgewone, huiselijke en lichamelijke ongemakken. Ze sparen zichzelf allerminst. Vier van de vijf mannen hebben het zwaar te verduren met hun vriendinnen. Alleen de Amsterdamse Evelien de Jong jammert omdat ze alleen is. Ze klinkt weemoedig, maar op medeleven van het publiek, dat onderuit zakt, hoeft ze, zoals in de halve finale wel gebeurde, niet rekenen.
Verstoppen heeft trouwens geen zin, ondervindt een man op de eerste rij. Hij is doelwit nummer één van bijna alles zes finalisten, maar het slachtoffer blijft keurig op zijn plaats zitten. Ook na de pauzes, waarin vrolijk over hem wordt gekwebbeld. Laten we hem met zijn allen pesten!, stelt één comedian voor.de Belgische finalist, Brik van Dyck, voor. De comedian uit Antwerpen grossiert verder in tamelijk uitgewoonde grappen.
Helmonder John van der Sanden kiest als enige voor een cabareteske en theatrale aanpak. Soms lijkt hij niet eens uit op de lach. Liever houdt hij het publiek op afstand. Emile Gronert (uit Huis ter Heide) doet dat niet: hij strooit met grappen als pepernoten, hij proeft de lach en durft ook op de uitwerking ervan te wachten. "Begrijpen jullie het nou?", lijkt de stand-upper te zeggen. Hij is duidelijk uit op een pact met het publiek. Dat beloont hem met de publieksprijs. Typisch stand-up is, zo leren de zes optredens: tempowisselingen, absurde zijsprongen en rare microongeluidjes.
Lambert-Jan Koops kent die trucs. Hij vloekt en tiert, trekt de haren uit zijn kop. De Nijmegenaar had weer eens een aanvaring met het spoorwegpersoneel. Tien minuten razernij met een hoog Leo Bassi-gehalte. Niet zo gek dus dat de enige Schot in het theater, comedian-coach William Sutton, de Juryprijs aan Koops uitreikt. Koops maakt met de vijf andere stand-uppers vanaf vrijdag een finalistentour (achttien optredens) door Nederland.
Artikel uit De Twentsche Courant Tubantia van 03-12-2002
Laat LJK maar schuiven
Door Paul Berkhout
Een goede grap raakt Lambert-Jan Koops meer dan een mooie slagzet. De dammer van Twente’s Eerste uit Hengelo heeft nog maar één groot verlangen: doorbreken als komediant. Dit weekeinde haalde hij net de finale niet van de Cameretten, een befaamd cabaretfestival. Maar LJK komt eraan.
ENSCHEDE - Hij staat in zelfgemaakt voetbalshirt op het podium; geen dammer meer, maar cabaretier. Op zijn rug de naam ‘Koops’ en het nummer: 9. ‘Eerbetoon aan de befaamde Van Basten. Toen hij stopte, ben ik ook gestopt met voetbal... kijken.’ Op zijn borst reclame: Trinity Empire. Onder dat merk verkoopt hij zijn boeken over dammen. De hint: hij is zijn eigen sponsor. ‘Maar dat begrijpt niemand.’
Dammers leven in een kleine wereld. Lambert-Jan Koops, zojuist gestopt als hoofdredacteur van het bondsmagazine, telt in Nederland zo’n 1500 spelers met een officiële rating achter hun naam. 1500! Dat aantal vormt de actieve kern van een sport die alom bekend is, maar weinig echte wedstrijdspelers kent. ‘Er zijn heel veel gewone dammers. Mensen die gewoon een lekker pottie willen schoev’n.’ Onwillekeurig schakelt hij over in het dialect van zijn geboortegrond, Dedemsvaart.
Dammers nemen hun sport, toch de moeilijkste der denksporten, niet serieus, zo lijkt het wel.
Een anekdote: ‘Er zijn veel dammers die het niet zien zitten om hun partij te noteren. Die zetten alleen kruisjes, zo veel zetten zijn er gedaan. Hele notitieboekjes vol met alleen kruisjes. Fascinerend.’
Nog een anekdote dan, over de moeizame wijze waarop Lambert-Jan Koops zijn damboeken aan de man brengt. Voor 25 euro kan de echte liefhebber het wereldkampioenschap 2001 in huis halen. ‘Dammers willen zo’n boek niet, om wel tien redenen. 1. geen tijd. 2. geen zin in. 3. wat een duur boek. 4. wat een duur boek. 5. wat een duur boek. 6. wat een duur...’
Dammen is een beetje een bijstandsport. Maar voor LJK is de kleine wereld en het gebrek aan trots geen reden om zijn heil te zoeken tot het cabaret. Hij heeft op 27-jarige leeftijd een ontdekking gedaan. ‘Ik ben relatief beter in komedie dan in dammen’, is zijn conclusie. ‘Ik vind mezelf geen geweldige dammer, ik kan aardig meekomen, meer niet. Daar heb ik me al lang mee verzoend. Mijn stomste eigenschap is dat ik denk dat ik wel goed sta en dat ik dan niet door heb dat het helemaal mis gaat. Cabaret ligt me beter, daar wil ik mee verder. Het heeft lang geduurd voor ik daar achter ben gekomen, ik schrijf al sinds mijn achttiende grappen. Maar heel lang heb ik er niks mee gedaan. Nu heeft het de grootste prioriteit. Ook als dat ten koste van het dammen gaat.’
Het zou betekenen dat die sport van gewone mensen toch weer een opvallend persoon verliest. Koops: ‘Ach kom, zo’n leuke jongen ben ik niet. Het is een misverstand dat dammers een zooitje kneuzen zijn die de hele dag naar platte schijfjes staren. Onder dammers heb je ook feestnummers. Het is een doorsnee van de samenleving.’
Tot welke groep hij liever behoort, tot de entertainers of de dammers, hij zou het niet kunnen zeggen. ‘Het zijn twee zo totaal verschillende werelden, daar valt echt niks zinnigs over te zeggen. Je kunt waterpolo ook niet met schilderen vergelijken.’
Het is inmiddels maandagochtend, de Cameretten in het Nieuwe Luxor in Rotterdam zijn voorbij. De voorbije nachten heeft hij vooral gepiekerd over de vraag waarom hij niet tot de beste drie is doorgedrongen, de drie voorstellingen die gezamenlijk langs de theaters gaan als winnaars van het festival. ‘Uitgerekend op het moment dat ik moest pieken, bracht ik mijn slechtste voorstelling’, zegt hij, thuis in Nijmegen. ‘Dat is soms niet te verklaren. De vette lach kreeg ik in de halve finale niet van de zaal. En daar gaat het me toch om. Het vloeide niet.’
Het is geen vreselijk drama, bezweert hij. Maar dit festival had zijn grote doorbraak kunnen worden. Voorlopig moet hij verder zonder die extra naamsbekendheid van festival-finalist. In Almelo en Enschede was hij al te zien als stand-up komedian, morgenavond staat hij in Amersfoort op de planken. Over twee weken begint hij aan de halve finales van het NK dammen. En dan is het wachten wat de toekomst brengt.
Hij werkt nog fulltime als hoofdredacteur van een automatiseringskrant. Van cabaret kan LJK voorlopig niet leven, en dat is een duidelijke overeenkomst met het dammen. Maar het is wel zijn leven, dat weet hij zeker. Steeds meer cabaretier, grappenmaker. Steeds minder dammer. Niet te veel piekeren nu, vooral blijven lachen.