In mijn beleving is er een soort dampyramide, met als grote basis de huisdammers en daarboven het georganiseerde dammen met recreatiedammers, wedstrijddammers tot en met de subtop- en topdammers. De overstap van huisdammen naar verenigingsdammen is vaak (te) groot. We moeten het recreatiedammen zoals Henk de Witt het beschreef, recht doen en op zijn waarde vormgeven. Verenigingen zouden, zoals beschreven is, misschien het recreatiedammen ook meer respecteren en geen hoogstaande eisen willen stellen ten aanzien van noteren e.d. Soms worden recreatiedammers door de doorgewinterde wedstrijddammers "niet voor vol" aangezien. Er bestaat zoals overal ook een pikorde binnen de dammerij.Henk de Witt wrote:Klaas en Piet, hartelijk dank voor de uitgebreide informatie!
We kunnen hier wel iets van leren, althans dat is mijn eerste reactie. Bij DOS Delft hadden we jarenlang het beleid dat leden automatisch lid van de KNDB moesten zijn, iedereen betaalde dezelfde contributie. Daar zijn we vanaf gestapt. We hebben nu ook een aantal leden die geen KNDB-lid zijn en een lagere contributie betalen.
In de laagste klasse van het Delflandkampioenschap spelen bovendien enkele recreanten. Zij betalen geen contributie. Zij spelen een paar partijen per avond met versneld tempo zonder noteren.
Er zijn plannen om in het nieuwe seizoen een vrouwencompetitie te starten met vier of vijf vrouwen, allen recreanten. Vooralsnog zullen zij geen contributie betalen.
Bij de Surinaamse vereniging Sranti wordt recreatief gedamd. Enkele Sranti-dammers doen vaak mee aan sneldamtoernooien bij DOS zoals met pasen en kerst.
Ik denk dat deze mengvorm waardevol is, recreanten verlagen de drempel van het clubleven. Ze nemen ook regelmatig familie en vrienden mee.
Je ziet dus eigenlijk geleidelijk een mengvorm ontstaan tussen de KNDB-cultuur en het informelere, op recreatie en gezelligheid gerichte dammen zoals jullie dat beschrijven van de wilde bonden. Ik denk dat deze mengvorm waardevol is, recreanten verlagen de drempel van de damclub. Ze nemen ook regelmatig familie en vrienden mee.
Fred Versteeg doet iets soortgelijks in Den Haag met ODB/Haeghe Z. Daar kent men zogenaamde 50 cent leden. Mensen die per keer dat ze op de club komen 50 eurocent betalen. Fred maakt ze geloof ik wel allemaal KNDB-lid. Maar dat heeft volgens mij te maken met zijn ambitie om in KNDB-verband de grootste vereniging te worden. Een ambitie waarin hij dacht ik inmiddels glansrijk is geslaagd.
Daarnaast kan je je afvragen waarom grote contributieafdrachten voor recreatiedammers nodig zijn (dubbel aan zowel de provinciale bonden en de KNDB), die alleen maar aan het locale verenigingsleven deelnemen. Het zou mooi zijn enerzijds om deze dammers niet meer te laten betalen dan nodig is en anderzijds om deze toch in de ledentelling van de KNDB mee te kunnen nemen. Dit telt immers weer mee in de statusbepaling van de damsport in zijn algemeenheid en ook weer in de subsidiëring via de NOC*NSF.
In mijn onderzoek naar de omvang van niet bij de KNDB aangesloten verenigingen en zogenaamde "wilde" bonden ben ik gestuit op een voorzichtige omvang van tussen de 500 en 1000 dammers. Tel daarnaast nog eens op het aantal recreatiedammers die niet aan de KNDB zijn opgegeven en je praat over een aanzienlijk rooskleuriger beeld ten aanzien van de omvang van de georganiseerde dambeoefening dan nu bestaat.
Ik ben benieuwd of er meer informatie is te krijgen over:
- niet bij de KNDB of "wilde" bonden aangesloten verenigingen, dus apart georganiseerde verenigingen (ze schijnen voor te komen op de Veluwe, Zeeuwse eilanden, kop van Noord-Holland);
- het aantal recreatiedammers dat niet bij de KNDB is opgegeven en die alleen op de damclub hun "potje" komen spelen. Als het privacygevoelige informatie is kan het mij ook gemailed worden (frans_dejonge@hotmail.com). Als nieuw bondsraadslid probeer ik het recreatiedammen -als onderdeel van de pyramide- geagendeerd te krijgen in het nieuw op te stellen beleidsprogramma van de KNDB.