Piet Bouma wrote:Het verhaal van de extrinsieke motivatie van Henk Stoop en het voorbeeld van Klaas van der Laan boeit.
Spelers halen nationaal of internationaal in hun jeugdperiode (bijna) de top en krijgen daardoor veel aandacht van de buitenwacht en ook waardering van hun leeftijdsgenoten, die zelf niet aan dammen doen.
Hoe anders als men zich vervolgens met de senioren gaat meten. Slechts uitzonderingen halen daarna de nationale en internationale top. En schoorvoetend moet men bekennen dat mensen boven de 40 of ouder beter of gelijkwaardig zijn. Dat pas niet in de sportbeleving en zeker niet in de beleving van hun leeftijdsgenoten (kun je niet winnen van de ‘oude knar’ van vijftig jaar?). De keus voor een andere sport met leeftijdsgenoten of andere hobby c.q. maatschappelijke carrière is dan snel gemaakt.
Toen Erno Prosman begin jaren 90 jeugdwereldkampioen werd, ontstond er even weer iets van idoolvorming (‘Prosmania’), die zich daarvoor eind jaren zestig/begin jaren 70 bij Sijbrands en Wiersma ook – veel sterker - openbaarde.
Prosman heeft daarna zijn ambities bijgesteld (Abidjan 1995 was denk ik het keerpunt) en daarna heeft geen enkele jeugdige speler, ditzelfde imago kunnen bewerkstelligen.
Mogelijk moet er in de damsport een nieuwe categorie (neo-senioren tot 30 jaar?) ingevoerd worden, die publicitair en prestatief door onszelf hoger dient te worden aangeslagen dan het huidige NK en WK algemeen.
De spelers boven de 30 jaar - even heel extreem, sorry heren/dames – horen bij de veteranen en zouden nog mondjesmaat om de mondiale wereldtitel mogen strijden.
Alleen dan blijft er m.i. voor een grotere groep jeugdige spelers flink wat motivatie om te blijven dammen en ook extrinsieke waardering (idolen) o.m. van hun leeftijdsgenoten.
Want bij het merendeel van de huidige dammers zijn het nog steeds Sijbrands en Wiersma, die eenzaam op het ivoren torentje staan. Maar hoe zit het bijvoorbeeld bij de groep tussen de 15 en 25 jaar. Hebben die nog een damidool?
Volgens mij hebben we hier iets boven water wat ik nog niet eerder zo heb gehoord. De heldendom van Wiersma en Sijbrands was gebaseerd op het, door hun toedoen, doorbrekende besef bij de jeugd dat ze kennelijk ook geestelijk meer capaciteiten hadden dan die oude saaie grijze sigaarrokende en hoeddragende confectiepakkendragers. Dat kwam omdat ze het (klassieke) dammen vernieuwden met onbegrijpelijk wilde spelsystemen. Opeens hadden die oude knarren niets meer aan hun routine en ervaring. En ze waren te oud en te gedeformeerd om het nog te leren. Dit lijkt mij de kern van die enorme jeugdige ledengroei destijds.
Het succesvolle kaartspel, dat ik als voorbeeld gaf, heeft dat ook. De vele honderden verschillende kaarten zijn voor ouderen lastig te onthouden en de complexiteit is onoverzichtelijk. Bovendien doordat er steeds nieuwe series uitkomen blijft het dynamisch, evolueren en raakt het spel nooit uitgeanalyseerd. Spelers moeten wel steeds blijven trainen en vernieuwen totdat ze daarvoor ook te oud worden. Nieuwkomers kunnen zo ook vrij snel de echte top bereiken zonder jarenlange studie. Dit geeft een natuurlijke verjonging.
Dat de jeugd niet (door) wil dammen komt doordat het is gekaapt door de ouderen. De structuur zit zo in elkaar dat je vooral succes hebt met eigenschappen waar ouderen goed in zijn zoals routine, kennis, wijsheid, netwerken, geduld en ervaring. Als je het dammen wilt verjongen dan zul je het moeten afstemmen op eigenschappen waar zij goed en gevoelig in zijn (dynamiek, flexibel, creatief, vernieuwing, status, groei, perspectief). Want het lijkt mij niet meer mogelijk om binnen de bestaande vastgeroeste structuur nog weer eens zo'n revolutie te ontketenen. (Maar van mij hoeft het niet hoor en accepteer de marginale maar inspirerende functie van het bestaande dammen)
Verder denk ik dat men zich tegenwoordig liever niet meer bindt aan een club met jaarcontributie waarbij je geacht wordt elke keer op de onderlinge te verschijnen en elke 2 weken een zaterdag wordt ingepland. Men zou eens moeten denken aan een lossere vrijere organisatie van eenmalige toernooien waar je apart voor opgeeft en betaald en waaraan de rechten, titels en prijzen worden toegekend.
De opzet van grote open toernooien bij dat kaartspel is ook interessant. Eerst zijn er zo'n 8 ronden Zwitsers waarvan na 5 ronden alleen de beste 64 doorgaan (de afvallers halen de top 8 toch niet meer en voor hun zijn er allerlei neventoernooitjes met leuke prijzen). De top 8 na die 8 ronden gaan verder met 1/4 finale, 1/2finale en finale met uiteindelijk een kampioen.
Bovendien worden er verschillende spelvormen bij gehanteerd. Die eerste 5 ronden en de finaleronden mag men met een vast zelf samengesteld kaartendeck spelen. De laatste 3 ronden Zwitsers echter speelt je met een deck dat je ad-hoc samensteld uit een serie random verstrekte kaarten. Hierbij komt behalve enig geluk, vooral inventiviteit kijken. Maar de top 8 zijn toch wel vaak dezelfde betere spelers.
Bij het dammen zou je hierbij b.v. kunnen denken aan spelen met verschillende beginstanden, verschillende tempi, verschillende winstdefinitie, enz.